Ontwikkelingen
Nieuw verdeelstelsel gemeentefonds per 2023/overheveling middelen voor het sociaal domein
Afgelopen jaren is door het rijk gewerkt aan een nieuwe verdeling van het gemeentefonds. Zoals we u in januari in de brief over de decembercirculaire schreven, was het streven van BZK om de nieuwe verdeelmodellen per 2023 in te voeren. Het – nieuwe – kabinet heeft inderdaad besloten om de herziening van het gemeentefonds door te voeren en in deze circulaire zijn de definitieve effecten voor gemeenten gepubliceerd. Naar aanleiding van opmerkingen door de raad van openbaar bestuur en de VNG heeft het rijk besloten om het ingroeipad aan te passen. Het eerste jaar is de maximale afwijking + of – € 7,50 per inwoner (in plaats van € 15,-) en in 2025 komt een nieuw besluitmoment over de verdere ingroei vanaf 2026. Nijmegen gaat er ten opzichte van de huidige verdeling op vooruit.
Nu de herverdeling een feit is, worden ook de middelen in het sociale domein die nog aan gemeenten verstrekt werden in de vorm van een aparte integratie-uitkering (IU) geïntegreerd in de algemene uitkering. Dit betreft de middelen voor nieuw Wajong en Nieuw begeleiding vanuit de IU participatie, en onderdelen van de IU voogdij 18+ en de IU inburgering. De middelen voor gesloten jeugdzorg en academische component Kinder- en jeugdpsychiatrie blijven nog achter in de IU voogdij/18+. De middelen van de IU inburgering worden ook per 2023 overgeheveld naar de algemene uitkering. Beschermd wonen blijft ook nog een afzonderlijke uitkering; de doordecentralisatie is uitgesteld.
Tekorten in de jeugdzorg vanaf 2024
In meicirculaire zijn, zoals gezegd, door het kabinet ter compensatie van tekorten in de jeugdzorg middelen toegekend voor 2023. Het kabinet gaat de komende tijd met gemeenten en andere partijen verder in gesprek over de Hervormingsagenda Jeugd; die zal gaan bestaan uit een combinatie van kostenbesparende maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd. Bij het afsluiten van deze Hervormingsagenda zal het kabinet ook besluiten over de extra middelen voor 2024 en verder die aan gemeenten beschikbaar gesteld gaan worden. Het advies van de Arbitragecommissie casu quo de Commissie van Wijzen vormt het uitgangspunt. Voor de jaren 2023 tot en met 2026 hebben het Rijk, de VNG en het Interprovinciaal Overleg (IPO) al eerder afgesproken dat de gemeenten een stelpost mogen opnemen in de begroting van nog te ontvangen middelen.
Coronacompensatie 2021
Afgelopen jaren zijn gemeenten door het rijk gecompenseerd voor de extra onkosten en inkomstenderving als gevolg van de coronacrisis. Ook over 2021 zal er nog compensatie volgen voor gederfde inkomsten voor diverse gemeentelijke belastingen zoals toeristenbelasting, parkeerbelasting en evenementenleges. Het rijk streeft ernaar dat deze compensatie in december van dit jaar toegekend wordt.
Vastzetten accres 2022 - 2025
In de contourennota van ministerie van BZK (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) is opgenomen dat voor gemeenten het gemeentefonds voor de jaren 2022 - 2025 alleen wijzigt als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen. Volgens de minister wordt hiermee een eerste belangrijke stap gezet richting een meer stabiele financiering voor
Gemeentefonds in 2026
In de startnota heeft het kabinet aangegeven dat het accres (toe- of afname van het gemeentefonds) voor 2026, landelijk is vastgesteld op een bedrag van €840 miljoen. Dit is anders dan volgens de bestaande koppeling aan de accres relevante rijksuitgaven. Dit is aanzienlijk lager dan in 2025. Het gat tussen de aanzienlijke hoogte van het gemeentefonds in 2025 en de flink lagere uitkering in 2026 levert gemeenten veel zorgen op om hun meerjarenbegroting sluitend te krijgen en wordt aangeduid als het “ravijn”.
Begrippen
Gemeentefonds
Het rijk stelt via het Gemeentefonds middelen beschikbaar om de gemeentelijke taken uit te voeren. Via circulaires verschaft het rijk ons informatie over de actualiteiten binnen het fonds. In deze begroting is het gemeentefonds bijgewerkt tot en met de meicirculaire 2022. Gebruikelijk is dat wij het meerjarige effect van de septembercirculaire bij de Eerste voortgangsmonitor verwerken.
Het gemeentefonds bestaat uit drie soorten uitkeringen: de Algemene uitkering, de Decentralisatie‐uitkeringen en de Integratie-uitkeringen. De uitkeringen hebben met elkaar gemeen dat gemeenten zich voor de besteding van de middelen niet hoeven te verantwoorden bij het Rijk.
Algemene uitkering
Deze uitkering is via de Financiële verhoudingswet gekoppeld aan bepaalde uitgaven in de Rijksbegroting. Stijgen die uitgaven dan stijgt de uitkering en dalen de uitgaven dan daalt de uitkering. Deze systematiek wordt de trap‐op‐trap‐af methode genoemd. Het Rijk verdeelt vervolgens de uitkering over alle Nederlandse gemeenten via een aantal maatstaven. Dit zijn statistische gegevens zoals aantal inwoners, bijstandsontvangers en oppervlakte land. Door vermenigvuldiging van de aantallen(q) met een bedrag per eenheid (p) wordt voor iedere gemeente de bijdrage berekend. Het surplus of het tekort aan middelen wordt via de uitkeringsfactor over alle gemeenten verdeeld. Onze uitkering wordt dus niet alleen beïnvloed door lokale veranderingen maar ook door ontwikkelingen in andere gemeenten. In onze meerjarenbegroting volgen wij de belangrijkste landelijke volume ontwikkelingen zoals die jaarlijks in de meicirculaire zijn opgenomen. Wijzigingen in bijvoorbeeld wettelijke taken of regeringsbeleid kunnen tot verhoging of verlaging van de uitkering leiden. Deze wijzigingen worden taakmutaties genoemd. Deze taakmutaties worden door het Rijk gekoppeld aan specifieke taken.
Accres
Vanaf 2018 is de basis voor het accres (toe-of afname) van het gemeentefonds gewijzigd. Tot dan toe werd het gemeentefonds gebaseerd op de NGRU (Netto Gecorrigeerde Rijks Uitgaven). De basis voor het gemeentefonds is sinds 2018 breder omdat de rijks uitgaven in de sociale zekerheid en zorg meetellen. De normeringssystematiek blijft aldus gelden maar het accres heeft voortaan de ARU (Accres Relevante Uitgaven) als basis. De gedachte hierachter is dat de accresontwikkeling zo stabieler wordt.
Decentralisatie-uitkeringen (DU’s)
Dit zijn uitkeringen voor specifieke onderwerpen zoals maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Soms zijn de uitkeringen eenmalig of beperkt in duur. Ook kan het zijn dat niet elke gemeente ervoor in aanmerking komt, denk hierbij bijvoorbeeld aan versterking aanpak jihadisme of LHBT-emancipatiebeleid. Elke DU heeft zijn eigen verdeelsystematiek. Hierboven hebben wij al gemeld dat wij voor de besteding van deze uitkeringen geen verantwoording aan het Rijk hoeven af te leggen. Wel zien wij geregeld dat er tussen de gemeenten en het Rijk outcome‐doelen worden afgesproken.
Integratie-uitkeringen (IU’s)
Een integratie-uitkering is vergelijkbaar met een decentralisatie-uitkering. Wel zijn er verschillen. Een integratie-uitkering wordt uitgekeerd aan alle gemeenten. Daarnaast staat het vast dat de integratie-uitkering op termijn wordt overgeheveld naar de algemene uitkering. Een integratie-uitkering wordt vooral gebruikt om grote herverdeeleffecten op te vangen.
Sociaal domein
In de meicirculaire 2022 zijn delen van IU voogdij/18+, IU inburgering en IU participatie (Wajong en gedeelte nieuw begeleiding) overgeheveld naar de algemene uitkering. De IU beschermd wonen blijft nog bestaan.